Over het IJ 2014: zeecontainerprogramma
Achter de muren van een opgebrand Fort Europa slaat de twijfel toe. Onze xenofobie heeft ons niet beschermd tegen de grote boze buitenwereld, het heeft ons er van afgesneden. Dit Nederland staat stil terwijl de wereld draait op volle toeren. De stad van de toekomst blijkt vormgegeven door al die vreemdelingen die wij de deur wezen. China is het nieuwe beloofde land en Chongqing de stad waar alle dromen waarheid worden. Vanaf de NDSM-werf zet een zeecontainer gevuld met Amsterdamse vrijdenkers, kunstenaars en linkse intellectuelen koers naar Chongqing. De toekomst tegemoet.
Tekstfragment
WILLEM | Slaap je? |
[Stilte.] | |
WILLEM | Slaap je? |
GOOS | Nee |
WILLEM | Wil je een stukje fietsen? |
GOOS | Nee |
WILLEM | Even maar |
GOOS | Nee |
WILLEM | Broertje, kom op |
GOOS | Broertje? Ik luister alleen nog naar debiel ‘fietsdebiel’, aangenaam |
WILLEM | Dat was een grapje Dat is een grapje, weet je toch |
GOOS | Zonder die fiets, zonder dat licht Waren wij al lang krankzinnig geworden |
WILLEM | Weet ik toch Toe nou even Even fietsen |
GOOS | Het is nacht |
WILLEM | Dat weet je niet |
GOOS | Nee |
WILLEM | Nee |
GOOS | Je kunt ook praten in het donker |
WILLEM | Dat is anders |
GOOS | Maar het kan |
[Stilte. WILLEM maakt een paar keer aanstalten iets te zeggen.]
WILLEM | Het gaat niet |
[Een geluid.] | |
GOOS | Ik denk dat we er zijn |
WILLEM | Denk je echt? |
GOOS | Luister dan |
[Stilte.] | |
WILLEM | Ik hoor nog steeds dat festival Het gedeuk van plastic bekers bier En het gesmak van biologische patat |
GOOS | Je luistert niet |
WILLEM | Gegiechel, geflikflooi, geniks Dat luidruchtige geniks dreunt door in mijn kop Fiets nou even |
GOOS | Stil ‘s |
[Festivalklanken worden Chinese klanken.]
GOOS | Hoor je dat? We komen dichterbij Hoor je? De pompende beukende machines van Chongqing Het pompende hart van een nieuwe wereldstad Het tikt, het klopt, het beukt zich voort, breidt zich uit Hoor je dat? Leg je hand eens tegen het ijzer Voel je dat? Dat ritme dat je hart overneemt groeiende gloeiende stad die op ons wacht Ik kan ze bijna aanraken: Verlegen giechelende meisjes met ogen als Mulan En een huisje van bamboestokken en palmbladeren We zijn er bijna! Daar zijn we welkom Daar maakt het niet uit hoe we heten, wie we zijn Of welke polder ons heeft voortgebracht Daar hebben ze ons nodig Echt nodig Onze handen, onze koppen Om mee te helpen, verder te helpen Met al die anderen Die thuis geen thuis meer konden noemen Hoor je ze? Ruik je ze? … Je moet niet vergeten waarom we vertrokken zijn |
WILLEM | Een man vergeet snel als zijn maag leeg is |
GOOS | Een man vergeet snel als zijn kop leeg is |
WILLEM | Fiets je even? |
GOOS | Even |
[GOOS klimt op de fiets. Het lampje brandt.]
WILLEM | Zodra ik mijn ogen dichtdoe zie ik ze Elke nacht opnieuw Ik zie de achterblijvers Malle Moos, de slager op de hoek, mooie Mieke van driehoog En ik zie de verwilderaars: ze juichen Het laatste restje verzet is gebroken Ze dansen hoog op de muren en ze pissen naar beneden Op een ieder die het ooit nog waagt Verder te kijken dan de eigen tuin … Wat hebben we gedaan? Kijk naar ons: Het enige dat een verschil had kunnen maken, Verschepen wij naar het verreweg Ja! We verschepen de ruggengraat van Nederland We vluchten waar we hadden moeten vechten |
[GOOS stopt met fietsen.]
WILLEM | Hey! |
GOOS | Ik fiets hier niet meer voor |
WILLEM | Wat? |
GOOS | Elke nacht hetzelfde gezwets Over een land dat al lang niet meer het onze is Laat ons slapen Laat ons dromen over Chongqing |
WILLEM | Ja |
GOOS | Oooh Chongqing: Stad zonder verleden, alleen een toekomst! Zie die meisjes, voel die stad! |
WILLEM | Ja |
GOOS | Wis dat polderland je kop uit |
WILLEM | Ja Nee Ik kan het niet |
GOOS | Doe het! |
WILLEM | Toen die deuren dichtsloegen en we vertrokken We echt vertrokken Toen ben ik begonnen met missen |
GOOS | Wat valt er in vredesnaam te missen? |
WILLEM | De kleine dingen: De tegeltjes in de keuken, de kinderkopjes in de straat, m’n gammele stadsfiets, de barst in ons plafond: je weet wel, die in de vorm van Donald Duck |
GOOS | Eerder Guus Geluk |
WILLEM | het geschreeuw van Moos op zondagochtend, te lang teveel bier bij café de Hoop en… en voetballen… jij voorin, ik op doel en… |
GOOS | We waren gevangenen in ons eigen land We stikten in stamppot en die krankzinnige bekrompenheid Die elk intelligent mens tot waanzin drijft Er was daar geen toekomst Er was daar niets Nederland is afgeschreven Verwilderd, opgeheven |
WILLEM | Sinds ik hier hang zie ik de dingen zo anders Opgeknoopt aan het plafond van een zeecontainer Ik kijk naar beneden en ik zie mensen met sandaaltjes en bloesjes alsof ze een dagje naar de Efteling gaan ik zie ze ik zie jou met je fiets, en je bezwete kop en ik hoor jou ik hoor je dingen roepen als ‘toekomst’ en ‘weg weg weg’ terwijl je je verheugd op een huis en een meisje zoals die in elk willekeurig land te vinden zijn Nee: zoals die thuis te vinden zijn! Ik zie de dingen zo anders vanaf hier Wij zijn geen vluchtelingen snap je Niemand zit ons op de hielen Niemand maakt het leven ons onmogelijk Alleen wijzelf Wij zijn zo verdomde laf Dat we vluchten voor andermans idealen Vluchten, in de plaats van ze tegen te spreken Wij kunnen Nederland weer openbreken Precies zoals we het ooit gesloten hebben We moeten terug En dat, dat zie ik pas nu In vogelperspectief |
GOOS | Ben je ziek? Ziek van de zee? |
WILLEM | Ziek van de stank En ziek van de heimwee Naar rood-wit-blauw en vaste grond |