×

EEN KLEIN LEED

Een klein leed is tragikomisch muziektheater over dooie mussen en halflege glazen. Een voorstelling van KASKO en Consensus Vocalis, in regie van Stijn Dijkema. Met een monoloog, een hoorn en een vrouwenkoor brengen ze een ode aan het leed dat leven heet. 2022.

Fragment

MAN

Ik heb dus een neefje: Tycho. Mijn buurman heeft een hond: ook Tycho. Maar ik kan ze goed uit elkaar houden. De één is kaal, schuift zichzelf voort op z’n buik. Rompertje met streepjes. Wit met blauw. De ander is harig, best oud en een beetje stram. Schuifelt door de straat op korte pootjes. Dus: twee Tycho’s, geen probleem. Maar los van Tycho’s vind ik baby’s wél behoorlijk op elkaar lijken. Allemaal kaal. Allemaal schuivend op hun buik. Allemaal in rompertjes met streepjes, wit met blauw. Dus toen m’n zus me vroeg om Tycho op te halen bij de opvang vond ik dat al een slecht idee.
Maar goed: ik Tycho ophalen.
[…]
Eenmaal daar zijn die opvangmensen superdruk, overal kinderen. Hangend, kruipend. En ik zie er drie rondschuiven op hun buik in wit-blauw gestreepte pakjes. Dus op goed geluk pak ik er één op en leg die in de wandelwagen. Easy peasy. Missie geslaagd. Maar als ik naar die andere twee kijk, twijfel ik toch. Kan ik ze beter alle drie meenemen? En dan twee terugbrengen die het níet zijn? Dus ik loop een beetje heen en weer, een kind grijpt m’n broekspijp vast maar ik denk: ‘nee, die is niet. Zeker niet… Of wél…’ En ik kijk om me heen en bij steeds meer gezichtjes denk ik: ‘het zou kunnen.’ Dus ik begin een beetje te zweten en wat zwaarder te ademen. En dan… dan zie ik opeens meer mannen binnenkomen. En ik denk: ‘nu moet ik haast maken, want straks neemt een of andere gek míjn Tycho-neefje mee.’ Dus ik begin kinderen te sprokkelen. Gewoon alles onder de twee jaar. En alles met strepen én stippen. En er ontstaat een soort berg, een hoopje kinderen, die Tycho zouden kúnnen zijn. Maar dan… dan beginnen die opvangmensen kinderen uit mijn Tycho-stapel te pakken en mee te geven aan die mannen. Ja! En dan… dan zie ik pas… dat die mannen helemaal niet zelf hun kind zoeken. Nee! Nee: ze melden zich bij die opvangmensen. En dan zeggen ze gewoon zo van ‘ik kom voor Tycho’ En dan… dan pakken die opvangmensen het juiste kind. Of in ieder geval: een kind. En dat krijg je dan mee. Dus ik stap achteruit van m’n Tycho-stapel, en ik sluit aan achter in de rij. En ik zeg: ‘Ik kom voor Tycho. Niet de hond, maar mijn neefje. HAHA’. En iemand pakt een kind van de grond en geeft het aan mij. Een kind zonder streepjes, maar mét stippen. Dus ik haal dat kindje, wat ik toen ik binnenkwam in de wandelwagen had gelegd, eruit en geef dat aan die mevrouw, en ik leg Tycho erin.
[…]
En terwijl ik naar huis loop denk ik: die andere mannen wisten het gewoon ook niet. Niemand heeft enig idee. We doen almaar wat. De godganse tijd, doen we maar wat.